Voor de herinrichting van De Plaatse en omgeving in Veldhoven is een archeologisch bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is in opdracht van de gemeente Veldhoven uitgevoerd door ACVU-HBS in april 2009.Op basis van de verkregen resultaten luidt de conclusie dat zich in het plangebied resten kunnen bevinden van kortstondige kampementen de prehistorie. Sporen van bewoning en/of begravingen vanaf het Laat Neolithicum tot en met in de Nieuwe Tijd zijn vrijwel uitgesloten. De zone langs de beek kan gebruikt zijn voor weiden, hooi- en rietlanden, ambachtelijke activiteiten, en rituele deposities.Op historische kaarten uit de 19e eeuw staat het gebied aangegeven als akkerland. Daarvoor is het ontgonnen door middel van ophogingen, waardoor de grond droger zou zijn en vruchtbaarder in tegenstelling tot de mogelijke zure veenbodems langs de beek. De ophoging is ruim 1,5 m. Dit blijkt uit de boringen ten behoeve van het milieukundig bodemonderzoek.Het Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen heeft de in het bureauonderzoek opgestelde verwachting met betrekking tot de bodemopbouw voor het onderzoeksgebied bevestigd. Er is sprake van een dik ophogingspakket. Ten behoeve van de aanleg van De Plaatse in de 20e eeuw is het terrein waarschijnlijk nog een geëgaliseerd en opgehoogd. Als gevolg van deze ophoging zijn mogelijke aanwezige resten waarschijnlijk goed zijn geconserveerd. Archeologische voorwerpen en sporen zullen echter minimaal 1,5 m onder het maaiveld liggen. Tijdens het booronderzoek zijn geen primaire archeologische indicatoren gevonden.Het booronderzoek heeft geen duidelijkheid kunnen verschaffen over het dempen en ophogen van het beekdal. Dit zou zelfs al in de Late Middeleeuwen kunnen zijn geschied, hoewel een jongere datering logischer lijkt. De specifieke archeologische verwachting voor dit plangebied betreft vondsten en sporen die moeilijk te karteren zijn, de kans om te vinden is vanwege hun geringe omvang en lage dichtheden klein. Hetgeen impliceert dat feitelijk een lage trefkans geldt voor de aanwezigheid van archeologische resten. Bovendien liggen die eventuele archeologische resten diep, minimaal 1,2 m onder het maaiveld maar meestal dieper. De aard van de bodemingrepen is waarschijnlijk overwegend minder diep en ook van een geringe omvang.Voor dit plangebied luidt ons advies om geen verdere maatregelen te treffen in het kader van de archeologische monumentenzorg. Wat onverlet laat dat eventuele archeologische vondsten conform de Monumentenwet gemeld dienen te worden.