Het booronderzoek bevestigt dit beeld. Onder een humeuze toplaag is het zand aanwezig waarin verweringsprocessen hebben plaatsgevonden. Deze verweringsprocessen kunnen alleen plaatsvinden als de bodem lange tijd met rust is gelaten. In één boring is houtskool aanwezig en rond drie boringen is aardewerk gevonden dat dateert uit de periode ijzertijd-middeleeuwen.
Gezien deze uitkomsten wordt aanbevolen bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een archeologische begeleiding (AB) conform het protocol Opgraven of als een Definitieve Opgraving (DO). De uiteindelijke vorm van het vervolgonderzoek zal in overleg met het bevoegd gezag worden vastgesteld. Daar de voorgenomen bodemingreep niet dieper reikt dan 20 cm is voor deze ingreep geen vervolgonderzoek noodzakelijk.