In augustus 2022 is door Antea Group in opdracht van BPD Ontwikkeling een archeologisch inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen (verkennende fase; IVO-O) uitgevoerd voor het plangebied Galgeriet te Monnickendam (gemeente Waterland). De aanleiding voor het onderzoek is de herontwikkeling van het plangebied van bedrijventerrein naar woningbouw. Bij de aanlegwerkzaamheden kunnen eventuele archeologische resten worden verstoord.
Uit voorgaande archeologische bureauonderzoeken is gebleken dat het grootste gedeelte van het plangebied in het buitendijkse buitengebied van Monnickendam ligt, en er geen archeologische verwachting geldt. Hoewel geadviseerd was om het grootste gedeelte van het plangebied vrij te geven vanwege de lage archeologische verwachting, en ter plaatse van het Hemmeland een verkennend booronderzoek uit te laten voeren, besloot het bevoegd gezag dat er een proefsleuvenonderzoek binnen het plangebied moet plaatsvinden voorafgaand aan eventuele werkzaamheden. Het bevoegd gezag verwacht dat er onder de moderne ophogingen (ten behoeve van het bedrijventerrein) nog resten aanwezig zijn van onder meer menselijke begravingen en los botmateriaal. Toch is in deze fase een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen (verkennende fase; IVO-O) uitgevoerd om de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen in beeld te krijgen zodat kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie in beeld kunnen worden gebracht. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting, zoals deze op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is opgesteld.
Conclusies
Alle bodemprofielen hadden een recent opgebrachte, zandige laag aan het maaiveld (van 30-140 cm dik) die meestal puinhoudend was (het puinmateriaal bestond uit recent baksteen, beton, cement e.d.). Bij boorpunt 1, 4, 8, 11 en 15 werden boringen gestaakt vanwege ondoordringbaar puin. Onder de recent opgebrachte laag bestonden de bodemprofielen doorgaans uit grijs/blauwgrijs zand, soms op veen (boorpunt 3 en 18), en soms binnen 2 m boordiepte op sterk
siltige klei. Bovenin of iets dieper in de sterk siltige kleilaag waren vaak nog humeuze lagen aanwezig die er vaak verspoeld uit zagen.
Bij boorpunt 3 en 5 (gelegen in het westen van het plangebied) zijn mogelijk archeologische relevante lagen aangetroffen. Bij boorpunt 3 hebben het (veraarde) veen en de onderliggende humushoudende AC-horizont waarbinnen baksteenspikkels zijn aangetroffen (tussen 140-170 cm beneden maaiveld; -0,37 tot -0,57 m NAP) mogelijk te maken met de brug die daar aanwezig was tussen ongeveer 1949 en 1965. Bij boorpunt 5 (gelegen aan de voet van de Waterlandse Zeedijk) behoren de aangetroffen baksteen- en houtskoolhoudende lagen mogelijk tot het oude dijklichaam van de Waterlandse Zeedijk. Deze lagen bevinden zich tussen 75 en 150 cm beneden maaiveld, tussen 0,05 en 0,8 m NAP.
Het bevoegd gezag heeft bij een voorafgaand bureauonderzoek besloten dat er een
proefsleuvenonderzoek zou moeten plaatsvinden, omdat er onder de moderne ophogingen (ten behoeve van het bedrijventerrein) nog resten aanwezig zouden kunnen zijn van onder meer menselijke begravingen en los botmateriaal behoren tot het galgenveld. In het onderhavige IVO-O zijn echter geen concrete aanwijzingen gevonden die duiden op de aanwezigheid van een galgenveld (of een plaats om ter dood veroordeelden tentoon te stellen; denk aan houten palen of botmateriaal). Op de historische kaarten van Van Deventer (1575) en van Frederik de Wit (1649) is het galgenveld consistent ca. 100-150 m ten noorden van het plangebied weergegeven;
een dergelijke plek niet aangeduid binnen het plangebied. ls er toch een galgenveld aanwezig is (geweest) kan deze verwacht worden op de plekken waar tussen de 16e en 18e eeuw slib bezonk en waar plaatselijk landvorming en rietgroei plaatsvond. Dit zijn de plekken waar de kleilagen het meest ondiep in het bodemprofiel voorkomen, dus rond boorpunt 2 en 6 (daar waar op de historische kaart van Jacob
van Deventer een eiland is getekend), 3 (daar waar op de historische kaart van Jacob van Deventer een palenrij is ingetekend), 10, 16, en 22-24.
Advies
Ter plaatse van de Waterlandse dijk wordt geadviseerd om alleen bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 45 cm beneden maaiveld (er is rekening gehouden met een buffer van 30 cm) een proefsleuven onderzoek uit te voeren. Indien er geen, of ondiepe grondroerende werkzaamheden plaats gaan vinden wordt geadviseerd om dit gedeelte van het plangebied vrij te geven.
De kans dat er een galgenveld binnen het plangebied aanwezig is wordt zeer klein geacht, omdat het galgenveld waarschijnlijk meer dan 100 m ten noorden van het plangebied lag. Daarom wordt geadviseerd om de rest van het plangebied vrij te geven.