Archeologisch vooronderzoek nieuwe ondergrondse 150kV kabelverbinding tussen Zaltbommel en Druten

DOI

In opdracht van Arcadis heeft Archol bv een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd binnen het beoogd tracé van een nieuwe kabelverbinding in de gemeenten Maasdriel en West Maas en Waal. Aanleiding voor het onderzoek is het voornemen van TenneT TSO om 19 km lange nieuwe ondergrondse 150kV kabelverbinding te realiseren tussen Zaltbommel en Druten. Doel van het onderzoek is vast te stellen of de werkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het onderzoek betreft een booronderzoek verkennende en karterende fase van het IVO-Overig. Doel van het verkennend onderzoek was inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap en de gespecificeerde archeologische verwachting nader aan te scherpen of controleren. De verkennende boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm, in combinatie met een guts met een diameter van 3 cm. De boringen zijn tot 2,0 m –Mv doorgezet of tot 50 cm in het beddingzand indien de top daarvan zich ondieper aandiende. In totaal zijn 465 verkennende boringen binnen het plangebied gezet, met een onderlinge afstand van 25 meter. Tijdens de karterende fase zijn op drie locaties met mogelijke archeologische indicatoren en/of potentiële archeologische niveaus in totaal 13 aanvullende boringen gezet waarbij ter plaatse de boorraai is verdicht naar één boring per 12,5 meter. Doel hiervan was het vaststellen van de aan- of afwezigheid van eventuele vindplaatsen en deze zo mogelijk te begrenzen. De karterende boringen zijn met een 12-cm Edelman uitgevoerd tot net onder het vastgestelde potentiële archeologische niveau. Aan de hand van het verkennend archeologisch kon op de meeste boorlocaties de verwachte geologische en bodemkundige opbouw worden bevestigd. Plaatselijk kon de paleolandschappelijke opbouw zelfs worden genuanceerd met bijvoorbeeld een bijstelling van de precieze ligging van een meandergordel, een beter beeld van de kenmerken en datering van de verwachte oeverafzettingen, en een beter inzicht in de mate van intactheid van het natuurlijke bodemprofiel. Wel blijkt de gehanteerde boormethodiek daarbij de nodige beperkingen te hebben samenhangend met de gestelde maximale diepte van de boringen (2,o m –Mv) en het gegeven dat de boringen in een enkele lange raai zijn uitgevoerd. De precieze geologische gesteldheid is hier daardoor in enkele gevallen niet duidelijk geworden. Los van de “geologische” beperkingen van 2-meter diepe boringen hadden deze in principe voldoende moeten zijn voor het opsporen van archeologische vindplaatsen, teruggaand tot in het neolithicum. Al in het laat-neolithium is het middendeel van de Rijndelta waar het plangebied deel van uitmaakt, hoog opgeslibd met een sterke afname van de verticale opslibbing in de periode daarna. Laat-neolithische vindplaatsen bevinden zich hier in een natuurlijke situatie daarom doorgaans ruim binnen 1,5 m –Mv en vindplaatsen vanaf de Romeinse tijd en jonger zijn reeds in en direct onder de actuele bouwvoor te verwachten. Dit geldt overigens niet voor uiterwaardsituaties waar de opslibbing juist vanaf de eerste bedijkingen in de 11-12e eeuw nog aanzienlijk kan zijn geweest. Samenhangend met de relatief jonge datering van de hier onderzochte meandergordels en oeverzones daarvan, concentreerde de archeologische verwachting zich op vindplaatsen vanaf de bronstijd en jonger. Al met al hadden de verwachte nederzettingsterreinen (laat-neolithicum en jonger) in de 2-meter boringen zeker vastgesteld kunnen worden. Gezien het grote aantal boringen is het daarom opmerkelijk dat er feitelijk geen vindplaatsen zijn aangetroffen. Een karterende boorfase is alleen een aantal keer kleinschalig ingezet in de meest oostelijke deeltrajecten, voornamelijk op locaties met houtskool in een potentieel archeologisch niveau op of nabij een prehistorische meandergordel. Dit heeft evenwel geen enkele aanwijzing opgeleverd voor een archeologisch vindplaats. Een verklaring hiervoor zou deels gezocht kunnen worden in de specifieke paleolandschappelijke gesteldheid van deze meandergordels. Deze lijken zich voornamelijk te hebben ingesneden in een kommenlandschap zonder daarbij hoog te zijn opgeslibd tot stroomruggen. De zandbanen liggen nu dan wel iets hoger in het landschap, maar dat is het gevolg van de laatmiddeleeuwse inpolderingen en hierdoor opgetreden klink. Hiervoor waren de zandbanen op veel plaatsen waarschijnlijk eerder lager gelegen zones waarlangs komgebieden water ontvingen en ontwaterden. Het ontbreken van bekende vindplaatsen elders op deze meandergordels in deze regio bevestigt deze gedachte. In het algemeen kan op basis van de veldbevindingen gesteld worden dat met de aanleg van de nieuwe kabel geen belangwekkende nederzettingsterreinen uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen worden doorsneden. Wel gaat het tracé door een historisch rijk en gevarieerd landschap en kunnen met name in het gebied tussen de Maasdijk west van Rossum en oostelijk van Heerewaarden bij een eerste blik op de historische kaarten een aantal locaties worden aangewezen waar bijzondere historisch geografische en cultuurlandschappelijke elementen worden doorsneden. Voor de realisatiefase wordt daarom op een aantal locaties vervolgonderzoek aanbevolen. In de meeste gevallen gaat het om locaties die op basis van de historische kaarten als in potentie waardevol zijn aan te merken. Booronderzoek is echter niet een geschikte methode om de waarde van deze historische locaties vast te stellen. In al deze gevallen wordt geadviseerd om het kabeltracé onder archeologische begeleiding te laten ontgraven. Voor de overige delen van het onderzoeksgebied waar ook daadwerkelijk booronderzoek heeft plaatsgevonden, worden er in het kader van een zorgvuldige Archeologische Monumenten Zorg geen verdere aanbevelingen gedaan voor nader archeologisch onderzoek voorafgaand aan eventuele graafwerkzaamheden. Voor de delen binnen het onderzoeksgebied die vanwege het ontbreken van betredingstoestemming of andere redenen niet konden worden onderzocht geldt dat hier de dubbelbestemming archeologie behouden blijft.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zf5-be4x
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zf5-be4x
Provenance
Creator P. van de Geer
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J Leije, van der; E. Heunks (Heunks Landschapsarcheologie); Archol bv
Publication Year 2017
Rights CC-BY-SA-4.0; info:eu-repo/semantics/closedAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
OpenAccess false
Contact J Leije, van der (Archol BV)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/csv; application/zip; text/plain; application/octet-stream
Size 118006781; 73736; 273882; 39566; 1470; 1505749; 79291; 25820; 184; 21497; 103320; 100886; 73223; 102262; 11558
Version 2.0
Discipline Humanities