Uit het bureauonderzoek is gebleken dat archeologische resten kunnen voorkomen in de top van het keileem uit de periode midden paleolithicum tot in de nieuwe tijd. De bekende vindplaatsen in de directe omgeving maken duidelijk dat de verwachting met name hoog is resten uit de periode bronstijd-ijzertijd (grondsporen ten noorden en grafveld ten zuiden van het plangebied). Daarnaast wordt de kans hoog geacht op het de aanwezigheid voor resten uit alle andere perioden met uitzondering van resten uit de 2e helft van de nieuwe tijd. Uit oude kaarten blijkt dat de locatie in de 2e helft van de nieuwe tijd altijd onbebouwd is geweest. Uit het verkennend booronderzoek is gebleken dat de bodem ter plaatse van de paardenwei verstoord is door ploegen tot gemiddeld circa 40 cm-mv. In de bosschage is de bodem niet geploegd en is een restant van een podzolbodem aangetroffen. De verwachting is dat in het plangebied nog diepere ingegraven grondsporen aanwezig kunnen zijn die bij graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm-mv (paardenwei) en 20 cm-mv (bosschage) verstoord kunnen worden. Het wordt aanbevolen om bodemingrepen dieper dan 40 cm –mv (paardenwei) of 20 cm-mv (bosschage) te voorkomen. Een mogelijkheid is misschien om het terrein op te hogen. Indien bodemverstoringen dieper dan de genoemde diepten niet te voorkomen zijn, wordt het aangeraden om een karterend onderzoek uit te voeren door middel van een proefsleufonderzoek. Het doel hiervan is om na te gaan of zich nog archeologische resten binnen het plangebied bevinden. De eisen waaraan dit onderzoek moet voldoen dienen te worden geformuleerd in een (door de bevoegde overheid te toetsen) Programma van Eisen (PvE).
Issued: 2015-02-04