Laagland Archeologie heeft in januari 2023 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Vinkenbuurt 1 te Maarn. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de nieuwbouw van woningen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op basis van het bureauonderzoek ligt het plangebied op gordeldekzanden, met direct nabij stuifduinen ten zuiden van het plangebied. Volgens de bodemkaart bestaat het bodemtype binnen het plangebied uit haarpodzolgronden, terwijl er volgens de gemeentelijke verwachtingskaart een plaggendek aanwezig zou moeten zijn. In ieder geval zijn gordeldekzanden relatief hooggelegen, goed ontwaterde gronden die vanaf de prehistorie geschikt waren voor bewoning. Het noordelijke deel van het plangebied ligt duidelijk hoger terwijl, afgezien dat bij een proefsleuvenonderzoek ten noordwesten een mogelijke 17e -eeuwse tabaksschuur gevonden is, er geen vindplaatsen bekend zijn binnen het onderzoeksgebied. Volgens het historisch kaartmateriaal was het plangebied in gebruik als grasland en heeft tijdelijk braakgelegen. Vanaf eind 19e eeuw was het in gebruik als tuin/bos. Op basis van historische kaarten zijn geen resten van bewoning te verwachten uit de Nieuwe tijd. Om die reden is de archeologische verwachting hoog vanaf het Laat-Paleolithicum tot Late Middeleeuwen. Omdat het plangebied nooit bebouwd is geweest is het bodemprofiel is vermoedelijk intact.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Op basis van het uitgevoerde booronderzoek worden in het te verstoren deel in het zuidelijke plangebied geen resten verwacht. In het noordelijk deel van het plangebied waar volledig bewaarde haarpodzolgronden aangetroffen zijn mogelijk wel resten te verwachten. In het noordelijk deel van het plangebied zijn echter geen bodemingrepen voorzien.Op basis van het uitgevoerde booronderzoek worden in het te verstoren deel in het zuidelijke plangebied geen resten verwacht. In het noordelijk deel van het plangebied waar volledig bewaarde haarpodzolgronden aangetroffen zijn mogelijk wel resten te verwachten. In het noordelijk deel van het plangebied zijn echter geen bodemingrepen voorzien.Om deze reden adviseren we geen vervolgonderzoek uit te voeren en het zuidelijke deel plangebied vrij te geven waar de nieuwbouw is voorzien..Het noordelijke deel van het plangebied, waar op dit moment geen werkzaamheden gepland zijn, behoudt echter de hoge archeologische waarde. Bij toekomstige graafwerkzaamheden op dit noordelijke deel dient dan ook aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Voor dit deel van het plangebied dient de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ te worden gehandhaafd.De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, de heer P. Weterings.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).