Uit diverse onderzoeken die in de omgeving van het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden, was reeds bekend dat het omliggende gebied vanaf de ijzertijd bewoond was. Tijdens een booronderzoek in de jaren ‘80 is in het noordelijke deel van het plangebied een fragment aardewerk uit de Romeinse tijd aangetroffen. Hierdoor bestond reeds het vermoeden dat ook het gebied rond ‘De Klip’ in die periode al in gebruik was. Het huidige onderzoek bevestigt dit vermoeden. Er zijn weliswaar geen in situ vondsten uit de ijzertijd of Romeinse tijd gedaan, maar op basis van stratigrafische argumenten moet een rij paalkuilen in het noordwestelijke deel van het onderzoeksgebied van vóór de afzetting van de knipklei, tussen 300 en 600 na Chr., dateren. Behalve de paalkuilen zijn in één van de lagen onder de knipklei fosfaatvlekken waargenomen. Ook deze kunnen een indicatie zijn voor menselijke activiteit.Terwijl op andere plekken in de omgeving van het onderzoeksgebied in de loop van middeleeuwen na de knipklei-afzettingen weer bewoning plaatsvond, lijkt dat in het onderzoeksgebied pas in de nieuwe tijd te zijn gebeurd. Hoewel het gebied rond ‘De Klip’ tot de oudste bezittingen van het laatmiddeleeuwse klooster in Nijenklooster wordt gerekend, blijkt uit historisch onderzoek dat hier in ieder geval in het begin van de nieuwe tijd geen boerderij stond. Vermoedelijk ontstond de boerderijplaats ‘De Klip’ pas rond 1755. Een dergelijke late datering sluit goed aan bij de resultaten van het huidige onderzoek. Weliswaar zijn er enkele vondsten gedaan die mogelijk uit de late middeleeuwen dateren, maar niets wijst er op dat ‘De Klip’ in die periode al bewoond was. Het enige spoor dat op basis van vondsten gedateerd kan worden, S11, dateert op zijn vroegst van na 1725 na Chr. De meest waarschijnlijke verklaring voor de oudere vondsten is dat deze in het onderzoeksgebied zijn terechtgekomen gedurende het gebruik ervan als landbouwgrond sinds de late middeleeuwen.