In opdracht van de Combinatie Mooder Maas heeft BAAC een Inventariserend veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd in onderzoeksgebied Geijsteren, Alde Pasterie, gemeente Venray.Aanleiding voor dit onderzoek is dat binnen het onderzoeksgebied het bestaande grondlichaam grotendeels wordt afgegraven. Over een afstand van circa 2 km wordt ten noorden van Geijsteren tot aan Wanssum een nieuwewaterkering met begeleidende infrastructuur aangelegd. Daarbij wordt het bestaande grondlichaam deels verlegd, deels geïncorporeerd in de nieuwe dam, en deels ontgraven. Tevens wordt een deel van de Oostrumse Beek verlegd enworden bestaande bomen verwijderd. Dit rapport heeft betrekking op een klein deel van deze werken, namelijk ter hoogte van een bocht in de Alde Pasterie, ten noorden van Geijsteren tegen de Oostrumse Beek. De geplande werken vinden plaats binnen de Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.Het onderzoeksgebied heeft een hoge archeologische verwachting op de gemeentelijke en provinciale verwachtingskaarten. Deze hoge verwachting is grotendeels gebaseerd op de hoge landschappelijke ligging, naast eenterreingradiënt, te weten een hoog deel van het Dryas terras, naast een Dryas geullaagte, die thans het dal van de Oostrumse Beek vormt. Het terras is afgedekt met oeverafzettingen en op deze hoogte is een hoge bruineenkeerdgrond gevormd. Deze landschappelijke situering is de reden voor de hoge archeologische verwachting met gunstige conservering voor vindplaatsen vanaf het mesolithicum. Behalve deze karakterisering geldt een specifiekeverwachting en wel op het aantreffen van een Romeins wegtracé. Deze weg zou een aftakking zijn van de ‘Maasweg’, de route van Nijmegen naar Maastricht, waar deze aansloot op de route Keulen-Tongeren.Het onderzoeksgebied bevindt zich binnen een relatief laag gelegen deel van een terras uit het late Dryas. In deze periode maakte het gebied deel uit van de dalvlakte van een vlechtend rivierensysteem. Binnen het terras zijn nog tal van restgeulen behorend tot het vlechtende systeem herkenbaar.Tijdens het onderzoek werden geen sporen aangetroffen, met uitzondering van één grote recente verstoring, enkele sporen van natuurlijke aard, recente ploegsporen en een zeer vage en ondiepe kuil waarvan vermoed wordt datdeze ook een natuurlijke oorsprong heeft. Vondsten zijn iets meer talrijk vertegenwoordigd. Er zijn in totaal negentien vondsten gedaan, variërend van aardewerk tot metaal en natuursteen (waaronder vuursteen). Al het vondstmateriaal is uit de secundaire archeologische context verzameld, namelijk uit de uitgraving (S1002).Specifiek doel van het onderzoek is het in kaart brengen van het verloop van de Romeinse weg, het vaststellen van de opbouw daarvan, de oriëntatie, datering en de landschappelijke ligging. Dit onderzoekdoel is niet gehaald omdat er geen sporen van een Romeinse weg zijn aangetroffen.Vanwege de variatie in datering van het vondsmateriaal, alsmede het ontbreken van relevante archeologische sporen, is geconcludeerd dat binnen het onderzoeksgebied geen archeologische vindplaats aanwezig is.