Mergelland-Oost, gemeente Gulpen-Wittem, Simpelveld, Vaals en Voerendaal: archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

MOOS5 In opdracht van ARCADIS Nederland B.V. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2010 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd in verband met de realisatie van 29 erosie-elementen. De erosie-elementen bestaan uit slibvangen, watervoerende stroken, inritten, een buffer en een insteekweg. De locaties liggen verspreid over de gemeenten Gulpen-Wittem, Simpelveld en Vaals. Doel van dit onderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting. Voorts is voor elk erosie-element vastgesteld welke waarde ervoor op de archeologische verwachtingskaart geldt. Bij aanvang van het bureauonderzoek bleek dat voor erosie-elementen 41, 73, 135/135a, 138, 143 en 144 geen bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd hoefde te worden vanwege de lage archeologische verwachting op de verwachtingskaarten. Voor de 23 an dere erosieelementen geldt een middelhoge tot hoge archeologische verwachting op de kaarten en daarom is voor deze elementen een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Op basis van het bureau- en inventariserend veldonderzoek geldt voor de erosie-elementen 29, 45, 48, 49, 54, 76, 77, 87, 101, 111, 132, en 145 een lage archeologische verwachting voor alle soorten vindplaatsen. Hier hoeft geen archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. Voor de erosie-elementen 30, 37 en 74 geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (nederzettingen en grafvelden) van jager-verzamelaars en landbouwers, maar vanwege het pakket colluvium dat hier aanwezig is en de beperkte diepte van de ingreep, hoeft in het kader van de toekomstige werkzaamheden geen archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. Bij diepere bodemingrepen in de toekomst dient hier wel archeologisch onderzoek plaats te vinden. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat op 7 locaties wel vervolgonderzoek dient plaats te vinden. Het betreft het zuidelijke deel van erosie-element 25, de elementen 38 en 39 geheel, het oostelijke deel van element 42/43, het middenstuk en uiterste oosten van element 75, element 80 tussen de boringen 141 en 144, het zuidelijke deel element 81a en element 82 in het geheel. Op deze locaties worden vindplaatsen (nederzettingen) van jager-verzamelaars en landbouwers verwacht en wordt aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Geadviseerd wordt om dit vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een archeolo gische begeleiding conform het protocol inventariserend veldonderzoek voor proefsleuven (IVO-P)/opgraven uit de KNA versie 3.2. Archeologische begeleiding houdt in dat tijdens de grond werkzaamheden archeologische waarnemingen worden verricht. Het streven daarbij is dat de werkzaamheden niet vertraagd worden. Een archeologische begeleiding behoort plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Voor de overige erosie-elementen wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

MOOS6 In opdracht van Arcadis Nederland B.V. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in augustus 2010 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de aanleg van 15 poelen in de gemeenten Gulpen-Wittem, Simpelveld, Vaals en Voerendaal. Doel van dit onder zoek was allereerst middels een bureauonderzoek het verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en, voor zover moge lijk, een eerste indruk te geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conserve ring) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plange bied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd. Uit het bureau- en verkennend booronderzoek blijkt dat op 8 van de 15 locaties vanwege de ligging in een droogdal of door hevige erosie geen archeologische resten verwacht worden. Op de andere zeven locaties worden wel vindplaatsen verwacht. De poelen 1, 10, 12 en 25 liggen in beekdalen; voor deze poelen geldt een middelhoge archeologische verwachting voor aan beek dalen gerelateerde resten (rituele deposities, afvaldumps, bruggen/voorden, etc.). In poel 1 is tijdens het booronderzoek zelfs een archeologische vindplaats aangetroffen. Waarschijnlijk betreft het een afvaldump of productieplaats van ijzer uit de Romeinse tijd. De poelen 20 en 23 liggen op de rand van het plateau; hiervoor geldt een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (nederzettingen en grafvelden) van landbouwers. Intacte vindplaatsen van jager-verzamelaars worden hier echter niet meer verwacht omdat de top van de bodem geheel verploegd is. Bij poel 32 zijn kuilbrikgronden aangetroffen. Door de natte omstandigheden die hier overheer sen, worden geen vindplaatsen van landbouwers verwacht. Doordat de top van de bodem (A- en E-horizont) volledige geërodeerd is, worden intacte vindplaatsen van jager-verzamelaars hier eveneens niet meer verwacht. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt aanbevolen om poel 1 niet aan te leggen en de vindplaats die hier is aangetroffen te behouden. Een verplaatsing van de poel (op korte afstand) is niet mogelijk omdat de omvang van de vindplaats niet bekend is. In overleg met de opdrachtgever is inmiddels besloten dat poel 1 niet wordt aangelegd. Archeologisch (vervolg-) onderzoek is hoeft op dit moment dan ook niet te worden uitgevoerd. Voor de poelen 10, 12 en 25 wordt wel archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Gezien de aard van de werkzaamheden en de te verwachten resten, wordt aanbevolen dit onderzoek in de vorm van een intensieve archeologische begeleiding te laten plaatsvinden. Dit houdt in dat tij dens de aanleg van de poelen een archeoloog permanent aanwezig is. Een intensieve archeologische begeleiding behoort plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog en goedgekeurd te worden door de gemeente (bevoegd gezag). Een extensieve archeologische begeleiding is niet mogelijk omdat de gegraven vlakken en profielen na aanleg worden afgedekt met folie en een laag beton. Bij de poelen 20 en 23 worden resten van nederzettingen en grafvelden van jager-verzamelaars of landbouwers verwacht. Voor deze poelen wordt echter geen vervolgonderzoek aanbevolen. Mogelijke schade aan eventuele vindplaatsen is door de aanleg van de poelen (28 m2) namelijk zo gering dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Voor de overige poelen (poelen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 31 en 33) wordt geen archeologisch vervolgenonderzoek aanbevolen. Hier worden geen vindplaatsen verwacht of zijn eventuele archeologische resten door erosie en grondbewerking mogelijk al verloren gegaan. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Weten schap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

MOOS7 In opdracht van ARCADIS Nederland B.V. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juni 2010 een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd in verband met de realisatie van zeven poelen. De poelen liggen verspreid over de gemeenten Vaals en Gulpen-Wittem. Doel van dit onderzoek was het opstellen van een gespecifi ceerde archeologische verwachting. Uit het onderzoek blijkt dat alle locaties in een beekdal liggen. In alle boringen zijn beekafzettin gen aangetroffen, al dan niet onder een pakket colluvium. Voor de poelen 6 en 7 geldt voor alle aan beekdalen gerelateerde vindplaatsen een middelhoge archeologische verwachting. In de poelen 1 t/m 5 worden alleen rituele deposities en afvaldumps verwacht vanwege de geringe hoeveelheid water die door de beekjes nabij de poelen stroomt. Nederzettingsresten en graf velden worden in geen van de poelen verwacht. Door de aanleg van de poelen worden mogelijk archeologische resten bedreigd. Archeologisch vervolgonderzoek is bij alle poelen dan ook noodzakelijk. Vanwege de aard van de verwachte resten en de (relatief kleine) omvang van de werkzaamheden wordt aanbevolen dit vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een extensieve archeologische begeleiding. Dit houdt in dat de graafvlakken van de poelen tijdens en na de aanleg ervan worden gecontroleerd op archeologische resten. Een archeoloog is dus niet permanent aanwezig bij de graafwerkzaam heden. Een extensieve archeologische begeleiding behoort plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een seniorarcheoloog en goedgekeurd te worden door de gemeente (bevoegd gezag).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x8v-wpg6
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-slxo-ru
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:51632
Provenance
Creator Ruijters, M.
Publisher RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Contributor Ellenkamp, R.E.; Vansweevelt, J.; Lipsch, M.H.A.; Keijers, D.M.G.; RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Publication Year 2012
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/rtf; dbase / dbf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.973 LON, 50.827 LAT); Mergelland-Oost; Simpelveld, Gulpen-Wittem, Vaals; Limburg