In opdracht van de gemeente Tilburg is door BAAC bv een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven, waarderende fase, uitgevoerd op het plangebied Tradepark 58 in de gemeente Tilburg. Het plangebied is gelegen in het zuidwestelijk gedeelte van de gemeente Tilburg, ten zuiden van de rijksweg A58 en ten noorden van een hier gelegen surfplas. De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied tot een hoogwaardig industrieterrein vormt een bedreiging voor het aanwezige bodemarchief. Op grond van het karterend vooronderzoek kon aan het plangebied een middelhoge tot hoge archeologische verwachting worden toegekend. Daarbij bleek het noordelijke en noordwestelijk deel op een dekzandrug c.q. dekzandflank gelegen te zijn, terwijl het zuidelijk deel in het beekdal van de Katsbogte ligt. Op deze dekzandrug, maar ook in het beekdal, is in de loop der eeuwen een plaggendek gevormd. Deze bodems, dekzandruggen met een plaggendek, kunnen een rijk bodemarchief herbergen. Enkele vindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied bevestigen deze veronderstelling. Het in het programma van eisen opgestelde puttenplan kon door meerdere oorzaken niet zonder aanpassingen worden uitgevoerd. Een van de oorzaken is het feit dat een gedeelte rondom het verdeelstation van Essent voorlopig niet in de planontwikkeling betrokken wordt. Andere oorzaken betreffen de aanwezige infrastructuur, waardoor delen van werkputten niet aangelegd konden worden of moesten worden verplaatst. Uiteindelijk werden 64 werkputten aangelegd, waarbij een totaal oppervlak van 10.537 m² werd onderzocht. Dit is circa 6,3 % van het totale voor onderzoek beschikbare areaal. De aangetroffen grondsporen betroffen nederzettingssporen in de vorm van paalsporen, kuilen, karrensporen, een waterput en greppels. Een bijzonder grondspoor betrof een kringgreppel, die de voet van een grafheuvel heeft gemarkeerd. De aangetroffen clusters bewoningssporen wijzen op de aanwezigheid van een of meerdere nederzettingen in de nabijheid. In totaal konden zeven vindplaatsen worden aangewezen. Door de diffuse verspreiding van de sporen konden deze vindplaatsen niet worden begrensd. Al deze vindplaatsen bevonden zich op de dekzandrug. Onder het geborgen vondstmateriaal waren twee concentraties neolithisch aardewerk zeer bijzonder. Vondsten en sporen uit deze periode van de prehistorie zijn in het zuiden van Nederland nog slechts in geringe mate onderzocht. Door de hoge ouderdom van deze vondsten waren de bijbehorende bewoningssporen niet meer herkenbaar. Daarnaast werd een grote hoeveelheid handgemaakt aardewerk aangetroffen. Door de hoge mate van fragmentatie en het ontbreken van specifieke daterende kenmerken konden deze vondsten niet nader gedateerd worden dan bronstijd - ijzertijd. Deze vondsten geven daarmee een indicatie van de datering van de aangetroffen nederzettingssporen. De overige vondsten werden in de nieuwe tijd gedateerd. Deze datering is van toepassing op het ontstaan van het plaggendek, de greppels en de karrensporen. Door de diffuse aard van de sporen kon de begrenzing van de vindplaatsen niet worden aangegeven. Dit werd nog versterkt door de aard van de bewoning gedurende deze periode van de prehistorie. Er was toen sprake van geïsoleerd gelegenboerenerven die regelmatig van locatie verplaatst werden (zwervende erven). Daarbij was ook de begrenzing van het erf niet duidelijk gemarkeerd. Daarmee is het in wezen mogelijk om op de gehele dekzandrug sporen van bewoning aan te treffen. Zodoende werd een ruim gebied rondom de vindplaatsen als behoudenswaardig aanbevolen. Mocht behoud in situ niet mogelijk zijn dan wordt een Definitieve Opgraving aanbevolen. Als conclusie willen we nog enkele opmerkelijke zaken naar voren halen: 1. De aanwezigheid van een grote hoeveelheid neolithisch aardewerk mag tot een grote bijzonderheid gerekend worden. De zeldzaamheid van bewoningsresten uit deze periode noopt tot een zorgvuldig omgaan ermee. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om de relatie tussen een grafveld uit de Urnenveldencultuur en de bijbehorende bewoning voor de toekomst te bewaren c.q te onderzoeken. 3. Tenslotte bestaat er de mogelijkheid om de verplaatsing van de individuele erven binnen een beperkt areaal van de dekzandrug te onderzoeken.