In opdracht van de gemeente Schiedam heeft Transect b.v. in maart 2018 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op het terrein van een voormalig sportveldencomplex. Het project plangebied 'Harga-Midden' ligt ten noordwesten van de bebouwde kom van Schiedam (gemeente Schiedam). De aanleiding voor het onderzoek is een op handen zijnde bestemmingsplanwijziging: in de toekomst worden op het terrein woningen met bijhorende boven- en ondergrondse infrastructuur, parkeervoorzieningen en waterpartijen gerealiseerd.Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek is in het voorjaar van 2016 een verkennend vooronderzoek uitgevoerd (Benerink 2016), waarbij werd aangetoond dat op vier onderzoekslocaties archeologische indicatoren voor een eventuele vindplaats zijn aangetroffen. Onderhavig onderzoek richt zich op de onderzoekslocaties 1 en 2.Naar aanleiding van de resultaten van het vooronderzoek gold voor beide onderzoeksgebieden de specifieke archeologische verwachting voor een vindplaats van een nederzetting uit respectievelijk de Romeinse tijd (onderzoeksgebied 1) en de Late-Middeleeuwen (onderzoeksgebied 2). Om dit te toetsen is besloten een archeologisch karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Het doel van een karterend/waarderend proefsleuvenonderzoek is in de eerste plaats het toetsen van de aanwezigheid van de te verwachten archeologische waarden en/of deze al dan niet behoudenswaardig zijn (waardering van eventuele vindplaatsen). De eventuele archeologische vondsten, sporen en structuren worden hiertoe getoetst op fysieke kwaliteit (gaafheid, conservering) en inhoudelijke kwaliteit (zeldzaamheid, informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit). Uit archeologische proefsleuvenonderzoek blijkt dat de bodemopbouw goed overeenkomt komt met wat - naar aanleiding van de resultaten uit het vooronderzoek - werd verwacht. Zo is aan zowel de westzijde van deelgebied 1, als aan de oostzijde van onderzoeksgebied 2 geulafzettingen (van een voormalig kreekgeulsysteem) aangetroffen. De meeste westelijke kan mogelijk als voorganger van de Harg worden geïnterpreteerd. Ten oosten van de mogelijke voorganger van de Harg, in de westelijke helft van onderzoeksgebied 1, zijn op oeverafzettingen (nederzettings)resten uit de periode 150-225 na Chr. aangetroffen. Deze periode valt binnen de Midden-Romeinse tijd B. Deze resten bestaan uit resten van een palenrij (een hekwerk; hoewel de interpretatie als restant van een huisplattegrond niet is uitgesloten), met ten oosten hiervan enkele (paal)kuilen en greppels. Het vondstmateriaal, dat vooral aangetroffen in een afdekkende vondstlaag c.q. cultuurlaag ter hoogte van de sporen, lijkt goed aan te sluiten bij een 'reguliere' rurale nederzettingscontext. Ter hoogte van onderzoeksgebied 2 zijn - los van enkele fragmenten aardewerk uit de Late-Middeleeuwen/Nieuwe tijd afkomstig uit de moderne bouwvoor - geen archeologische resten aangetroffen.Gezien de raakvlakken met de nabijgelegen vindplaatsen (Harga-Zuid en Harga-Noord) is de Romeinse vindplaats (van onderzoeksgebied 1), op basis van de hoge inhoudelijke kwaliteit, behoudenswaardig te noemen. De vindplaats kan (tezamen met de andere vindplaatsen) een rol spelen in de bewoningsgeschiedenis en -ontwikkeling, alsmede de daar bijhorende locatiekeuze in het natte landschap.De verwachtte vindplaats uit de Late-Middeleeuwen/Nieuwe tijd ter hoogte van onderzoeksgebied 2, is niet als dusdanig aangetroffen. In principe kan worden geconcludeerd dat in dit onderzoeksgebied geen behoudenswaardige vindplaats uit deze periode aanwezig is.Het verdient de aanbeveling om de vindplaats nader te onderzoeken middels een definitieve opgraving op die locaties waar in de toekomst grondroering en/of -aantasting plaatsvindt die 1,0 meter of dieper gaan, gerekend vanaf het maaiveld. De archeologische waarden bevinden zich namelijk op circa 3,00 m -NAP (circa 1,2 m -Mv). De inschatting is dat de vindplaats die met dit onderzoek is aangetroffen, nog zeker 10 meter ten zuiden en ten noorden van werkput 1 doorloopt.Op grond van eerdere besluiten van het bevoegd gezag, lijkt archeologisch onderzoek echter niet meer nodig, omdat de vindplaats binnen het aangewezen te verstoren gebied (het riooltracé binnen de woonwijk) reeds is veiliggesteld. Het verdient echter de aanbeveling om te heroverwegen of archeologisch onderzoek buiten het riooltracé nodig is, op locaties waar de werkzaamheden ten aanzien van nieuwe infrastructuur of woningen (zeker binnen de ingeschatte zone van 10 meter ten noorden en ten zuiden van de vindplaats in werkput 1) de bodem dieper dan 1,0 m -Mv gaan verstoren.
