Tijdens het onderzoek zijn 53 boringen gezet tot maximaal 3 m –mv. Uit de resultaten blijkt dat in hetplangebied getijdenafzettingen, geulen en oeverwallen voorkomen. De boringen vertonen relatief veelvariatie, wat duidt op een dynamisch landschap dat onder invloed van de A en Hunze continuveranderde. Daarnaast geven de in vele boringen aangetroffen vegetatielagen aan dat op bepaaldeplekken gedurende langere periode sprake was van een rustig milieu. Juist deze plekken kunnen voormensen interessant zijn geweest voor gebruik en eventueel bewoning. De in enkele boringenaangetroffen antropogene lagen zijn een aanwijzing voor menselijke aanwezigheid.