In januari 2012 heeft MUG Ingenieursbureau een archeologisch onderzoek uitgevoerd op de onderzoekslocatie ‘Spoortunnel Om den Noort’ te Wolvega, gemeente Weststellingwerf (Fryslân). De aanleiding tot het hier beschreven archeologisch onderzoek is de toekomstige herinrichting van de onderzoekslocatie op de kruising van de spoorlijn Zwolle-Leeuwarden en de weg Om den Noort te Wolvega, gemeente Weststellingwerf (FR). In de nabije toekomst wordt op deze kruising een tunnel gerealiseerd. Hierbij zal eveneens een sloot worden verlegd. Omdat de bouw van deze tunnel met bodemverstorende ingrepen gepaard gaat, is er een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek.Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat er op de onderzoekslocatie, indien er een intact bodemprofiel aanwezig is, sprake is van een hoge trefkans op vindplaatsen uit de periode steentijd-bronstijd. De verwachting uit het bureauonderzoek is getoetst door middel van een inventariserend veldonderzoek, conform de richtlijnen voor karterend onderzoek 1 zoals geformuleerd op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). In totaal zijn er twaalf boringen gezet. Uit het inventariserend booronderzoek blijkt dat de bodem op de onderzoekslocatie nog grotendeels intact is. De bodemopbouw varieert op korte afstand van droge podzolbodems naar nattere veen-op-dekzandbodems. Er zijn geen dekzandruggen of –koppen aangetroffen. Alle boringen zijn door middel van zeven geïnspecteerd op de aan- of afwezigheid van vindplaatsen. Er zijn geen vindplaatsen aangetroffen.Op basis van de conclusies uit het inventariserend veldonderzoek wordt ten aanzien van het reeds onderzochte gedeelte van de onderzoekslocatie geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Omdat de boringen in het onderhavige onderzoek in een dicht grid zijn geplaatst (onderlinge tussenafstand 12 m) wordt de kans op het aantreffen van tot op heden onontdekte vindplaatsen als laag ingeschat. De oppervlakte van het tot op heden niet onderzochte gedeelte is dusdanig klein dat de trefkans op vindplaatsen hier als klein wordt ingeschat. Daarom wordt ook hier geen vervolgonderzoek aanbevolen.