SamenvattingOp de voormalige locatie van de Christelijke Basisschool Vreeland (CSV Vreeland) worden 16 tot 18 sociale woningen gerealiseerd met bijbehorende parkeervoorzieningen. Het oude schoolgebouw van het CSV Vreeland is hiervoor gesloopt. Het plangebied is circa 3200 m2 groot. Het plangebied staat op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Stichtse Vecht aangeduid als een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor deze beleidscategorie geldt een archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlak van meer dan 1000 m2 en een diepte groter dan 0,3 m onder maaiveld.Om het archeologisch risico te specificeren is door Transect een archeologisch bureauonderzoek en karterend booronderzoek uitgevoerd.Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat het plangebied een middelhoge archeologische verwachting heeft voor wat betreft vindplaatsen uit de IJzertijd (800 – 12 voor Chr.), Romeinse tijd (12 voor Chr. – 450 na Chr.) en Middeleeuwen (450 – 1500 na Chr.). Gezien het ontbreken van bebouwing op historische kaarten, worden geen archeologische waarden uit de Nieuwe tijd (1500 – 1950 na Chr.) verwacht. Omdat de oostelijke helft van het plangebied hoger op de oeverwal c.q. kronkelwaardafzettingen lijkt te liggen, moet hier rekening worden gehouden met een hoge archeologische verwachting voor de eerder genoemde perioden.Uit het booronderzoek blijkt, dat in het plangebied in vrijwel alle boringen oeverwalafzettingen voorkomen. In geen van de boringen met kleiige oeverwalafzettingen zijn overtuigende bodemtrajecten waargenomen, zoals laklagen c.q. vegetatiezones. Ook zijn er geen archeologisch vondsten aangetroffen. Alleen in boring 1 komen dunne lagen met zandige oeverwalafzettingen voor. In één hiervan, die op een diepte van 133 tot 142 cm –mv ligt, heeft zich overtuigend een bodem ontwikkeld. Deze vertegenwoordigt dan ook een hoge archeologische verwachting. Rond boring 1 is dan ook in bijlage 5 een archeologisch kansrijke zone afgebakend, die uitsluitend op basis van concrete aanwijzingen uit het booronderzoek is gedefinieerd. Daarnaast is vanuit het landschap een grotere archeologisch kansrijke zone afgebakend, waar een verwachting bestaat op een middeleeuws niveau. In deze periode werden namelijk ook lager gelegen delen van het landschap bewoond c.q. gebruikt, bijvoorbeeld in de vorm van gerijpte komkleiafzettingen. Deze grotere zone omvat een strook van de oeverwal-/-komafzettingen die parallel aan de Vecht loopt.AdviesGeadviseerd wordt om de bodem in deze zones zoveel mogelijk intact te laten. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, zoals het voorkomen van diepe ontgravingen (dieper dan 100 cm –mv), het aanpassen van de funderings- c.q. constructietechniek, dan wel het zodanig inpassen in het ruimtelijk ontwerp, dat deze zone wordt gecombineerd met een archeologievriendelijke functie (bijv. groenvoorziening zonder diepwortelende beplanting, parkeergelegenheid, speeltuin). Indien diepe ontgravingen c.q. omvangrijke bodemverstoringen niet kunnen worden voorkomen, wordt geadviseerd om aanvullend archeologisch karterend booronderzoek uit te laten voeren. Conform de ‘Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel: karterend boren’ van de KNA dient het karterend booronderzoek te worden uitgevoerd in een 20 x 25 m grid, waarbij met een 12 cm diameter Edelmanboor wordt geboord en het archeologisch kansrijke niveau wordt bemonsterd en gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 mm. Als alternatief kan in een grid van 17 x 20 m worden geboord met eveneens een 12 cm diameter Edelmanboor, waarbij de boorkernen door middel van verbrokkelen/versnijden op archeologische indicatoren worden geïnspecteerd.