Op alle vindplaatsen ligt onder de bouwvoor een ophoogpakket met hierin resten puin, aardewerk, metaal, glas, kippengaas etc. Het pakket dateert uit de 20e eeuw. Hieronder liggen natuurlijke bodemlagen die bestaan uit kleiafzettingen en zandige lagen, die karakteristiek zijn voor een getijdenmilieu. Vindplaats 22 betreft een gedempte sloot of laagte met daarin veel rietresten. Volgens de vooronderzoeken zouden op de locatie van vindplaats 15a/b resten van een sluiscomplex en van een zeedijk verwacht kunnen worden. Echter, in deze zelfde vooronderzoeken wordt ook gemeld dat het sluiscomplex (Groote Pomp) in de huidige zeedijk ligt. De dijk ligt volgens de advieskaart, die als bijlage bij het bureauonderzoek is gevoegd, aan de uiterste oostkant van de huidige vindplaats. In de proefsleuven op de vindplaats zijn geen sporen aangetroffen die met de sluis en de dijk te maken hebben. Op de historisch topografische kaart uit het begin van de 18e eeuw is te zien dat op de locatie van de vindplaatsen 22 en 23 percelen zijn afgegraven. Op de Franse kaarten uit het begin van de 19e eeuw en de topografische kaarten uit de 20e eeuw is te zien dat deze afgegraven gebieden in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw (maar waarschijnlijk al eerder) tot in de 20e eeuw drassig moeten zijn geweest met veel plantengroei. De puinsporen die op deze vindplaatsen zijn aangetroffen bij het booronderzoek en die mogelijk op huisplaatsen wijzen, zijn alleen aangetroffen in het ophoogpakket, dat hier een diepte tot 1 m-mv heeft. De bovenstaande aanbevelingen zijn getoetst en goedgekeurd door de bevoegde overheid, gemeente Delfzijl.