Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied ligt op een Holocene riviervlakte, ontstaan door de Maas. Volgens de geomorfologische kaart maakt het plangebied deel uit van een terrein dat is ontstaan door egalisatie en / of afgraving (kaartcode 4, M93). Volgens de bodemkaart komen in het plangebied kalkloze ooivaaggronden voor ontwikkeld in zware zavel en lichte klei (Kaartcode Rd90C). Historisch gezien is het terrein voor zover bekend in gebruik geweest als bouwland tot het einde van de 19e eeuw. Vanaf dat moment werd het plangebied in gebruik genomen als weiland. Tijdens de 20e eeuw is het gebied waarschijnlijk afgegraven ten behoeve van leem‐ en kleiwinning. Op het AHN is namelijk te zien dat het plangebied ruim een halve meter lager ligt dan de naastliggende wegen. Door de leem‐ en kleiwinning zal de bodem in het plangebied sterk zijn verstoord. Eventuele archeologische waarden zullen daarmee zijn vergraven. Er zijn geen archeologische waarden bekend uit het plangebied. Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek is een lage archeologische verwachting vastgesteld op het voorkomen van archeologische vindplaatsen.
Het IVO‐O verkennende fase door middel van boringen heeft uitgewezen dat er in het plangebied inderdaad sprake is geweest van kleiwinning. De oorspronkelijke bodem is ontgraven en vervolgens is er een zandpakket met grind, baksteen en puin teruggestort. Onder deze opgehoogde laag is een vrij slap zand‐ en kleipakket aangetroffen. Dit zijn jonge Maasafzettingen die in het Holoceen zijn afgezet. Op een diepte van circa 2 tot 3,5 m ‐mv is zand met grind aangetroffen, de top van het Maasterras.