Monumenten en Archeologie heeft in 2021 in opdracht van Stadsherstel Amsterdam NV de kelderontgraving ter hoogte van het Betty Asfaltcomplex op Nieuwezijds Voorburgwal 282 archeologisch begeleid. Dit onderzoek heeft informatie opgeleverd over Het onderzoek ging uit van de volgende vragen die in de lopende tekst worden beantwoord:
- Zijn er archeologische sporen aanwezig, waaruit bestaan deze en wat is de ruimtelijke verspreiding en fysieke kwaliteit van eventuele archeologische structuren en vondsten,
- Waren er beerputten of afvalkuilen aanwezig? Wat zeggen de vondsten over de gebruiksperiode van de locatie en de ontwikkeling van materiële cultuur in Amsterdam?
- Zijn er resten van (een) waterkelder(s), wat is hiervan de datering en constructie, het volume en mogelijke vulling?
- Hoe zag de verspreiding van vondsten eruit en hoe valt dit te verklaren?
Het onderzoek heeft informatie opgeleverd over de bodemopbouw onder het pand en over de ligging en constructie van twee waterkelders (vraag 1 en 3). De oudste sporen bestonden uit ophogingslagen waarmee het perceel bouwrijp is gemaakt. Op basis van een kleine hoeveelheid vondsten is dit grondwerk te dateren in de eerste helft van de 16de eeuw (vraag 4). In het achterhuis bevond zich een geheel intacte waterkelder met een binnenmaat van 3,03 x 3,63 m. De bak was in de lengterichting verdeeld in twee compartimenten, die van elkaar werden gescheiden door een bakstenen muur met doorgang. De binnenwanden waren bekleed met bakstenen op hun plat, waarbij in het zuidelijke compartiment een plint was aangebracht van geglazuurde plavuizen van vierenhalve laag hoog Deze waterkelder is mogelijk tegelijk met de bouw van de achterzaal van het pand in de periode 1740‐1775 aangelegd. In het voorhuis bevond zich een tweede waterkelder. Deze trapeziumvormige constructie – waarvan één van de kopse zijden parallel aan de voorgevel liep – had eveneens twee overwelfde compartimenten, maar deze waren niet met elkaar verbonden en hadden ieder een eigen mangat aan de oostzijde.