In opdracht van Bredabouw B.V. heeft Transect b.v. in december 2021 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in een plangebied in het centrum van Made, gemeente Drimmelen. In het plangebied (ca. 1,5 ha) bestaat het voornemen om functiewijzigingen door te voeren, waarvoor een bestemmingsplanwijziging wordt aangevraagd. Binnen het plangebied zullen in de toekomst diverse ingrepen plaatsvinden om het centrum van Made opnieuw in te richten. Met de voorgenomen plannen worden de onderzoeksgrenzen uit het bestemmingsplan van de gemeente overschreden, waarmee archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Uit het archeologisch vooronderzoek bleek dat het plangebied een archeologische verwachting heeft (Verboom-Jansen / Rap 2021, Transect-rapport 3055), aan de hand waarvan een vervolgonderzoek is geadviseerd. Dit vervolgonderzoek vond plaats aan de hand van een proefsleuvenonderzoek ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding van de kerk met een oppervlakte van ca. 320 m2.Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn twee werkputten met een oppervlakte van ca. 25 m2 aangelegd op het kerkterrein van de Sint-Bernarduskerk uit 1796 te Made. Menselijke begravingen konden worden verwacht gezien de locatie van het plangebied, maar deze zijn niet aangetroffen. Een bakstenen goot voor een aardlekkabel en een bezinkput uit de 19e - 20e eeuw (Nieuwe tijd C) zijn gevonden en kunnen worden gerelateerd aan de Sint-Bernarduskerk. Werkput 1 bestaat enkel uit een bouwvoor en drie ophogings-/puinlagen uit de 20e eeuw, die gerelateerd kunnen worden aan de diverse aanpassingen die door de jaren heen aan de Sint Bernarduskerk zijn gedaan. Zowel de onderste als bovenste ophogings-/puinlaag bevatte vondsten uit de Late-Middeleeuwen t/m de 20e eeuw. De ophogings-/puinlagen kunnen dus niet afzonderlijk worden gedateerd; er is geen sprake van een duidelijke fasering. Het vondstmateriaal is, op een baksteen van de goot na, gevonden in diverse bodemlagen en bevond zich daarmee in een secundaire, niet-gesloten context. De vondsten leveren dan ook weinig kenniswinst op ten aanzien van het verleden van het plangebied. Aan de hand van het vooronderzoek gold een hoge archeologische verwachting voor de perioden Neolithicum t/m Vroege-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd, daar waar de bodem intact is. Voor overige perioden gold een lage verwachting. De twee aangetroffen sporen dateren in de Nieuwe tijd C en de vondsten in de Late-Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Daarmee sluiten de resultaten deels aan op de archeologische verwachting van het vooronderzoek. Voor oudere perioden dan de Late Middeleeuwen geldt op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek een lage verwachting. Het onderzoek moest de vraag beantwoorden of in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of deze behoudenswaardig zijn en onder welke randvoorwaarden behoud mogelijk is.Een vindplaats is aanwezig in de vorm van twee sporen uit de Nieuwe tijd C en drie 20e eeuwseophogings-/puinlagen die zijn gerelateerd aan de Sint-Bernarduskerk uit 1796, maar de vindplaats is niet behoudenswaardig bevonden.