In dit rapport worden drie onderdelen van het archeologisch onderzoek op de Looërenk beschreven. In de eerste plaats bevat dit werk de uitwerking van de vlakdekkende archeologische opgraving binnen fase I. Dit behelst het gebied aan de zuidzijde van de enk, direct ten noorden van boerderij ‘t Loo. Verder wordt verslag gedaan van de resultaten van het Aanvullend Archeologisch Onderzoek over het middendeel van de Looërenk (bedreigd door fase II van de woningbouw) en worden deze geïnterpreteerd en wordt op grond hiervan een advies uitgebracht. Tot slot staat in dit rapport de uitwerking van de opgraving van een deel van het grafveld gelegen op de zuidelijke uitloper van de Looërenk. Behalve de verslaglegging van de resultaten van het archeologisch onderzoek op de Looërenk wordt ingegaan op een aantal extra aspecten waar gedurende de opgraving en haar uitwerking naar gekeken is. De gedachte hierachter is dat het onmogelijk is een onderzoek goed uit te werken zonder enig inzicht in de resultaten van onderzoek in de nabije omgeving en zonder enig inzicht in de kennislacunes die bestaan over de betreffende periode in dat gebied. Ten aanzien van beide onderdelen worden hier de eerste stappen gezet. Verder is bewust extra aandacht besteed aan de landschappelijke situatie.

Op grond van de resultaten van dit onderzoek mag op het met proefsleuven onderzochte terrein het volgende verwacht worden: - Bewoningssporen uit de Steentijd in de vorm van een of meer jachtkampjes. Zeker in de clusters B en K (bij het vennetje) is de kans hierop niet gering. Ook in de buurt van andere sleuven waarin vuursteen is aangetroffen (zie ook Verneau 2001) kan een vuursteensite liggen. De doorsnede van een dergelijk verschijnsel kan zich beperken tot 5 meter, waardoor deze door de sleuven eenvoudig gemist kunnen zijn. - Bewoningssporen uit in ieder geval de Midden Bronstijd en de Vroege IJzertijd, waarbij de Late Bronstijd en de Midden en Late IJzertijd niet uitgesloten worden, in de diverse bewoningsclusters.