ADC ArcheoProjecten heeft in december 2019 en januari 2020 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Jan de Windstraat 2 in Beverwijk, gemeente Beverwijk. Dit bestond uit een verkennend booronderzoek en betreft een aanvulling op het in 2016 door Aeres Milieu opgestelde bureauonderzoek met een tweetal controleboringen. De controleboringen waren echter buiten het plangebied verricht, omdat het destijds vanwege bebouwing niet mogelijk was om in het plangebied zelf boringen te verrichten. De aanleiding van het onderzoek betreft een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van woningbouw op de locatie.Op basis van eerder uitgevoerd bureauonderzoek werd een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit volgde dat de locatie een hoge verwachting heeft voor het aantreffen van archeologische resten uit de periode van de Bronstijd t/m de Romeinse tijd en een middelhoge verwachting voor het aantreffen van resten uit latere perioden.Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de natuurlijke ondergrond gevormd wordt door duinafzettingen. Deze bestaan uit kalkrijk, matig fijn zand (Laagpakket van Schoorl, Formatie van Naaldwijk). Ze worden afgedekt door een 55 tot 120 cm dik akkerdek bestaande uit kalkloos tot kalkarm, zwak tot matig humeus, matig fijn zand. Hierop ligt plaatselijk een, vermoedelijk (sub)recent opgebracht(e), kleilaag of –pakket. Het bovenste pakket heeft een dikte van 25 tot 90 cm en wordt gevormd door een moderne zandophoging. Op deze ophoging bevindt zich een 5 tot 20 cm dikke verhardingslaag in de vorm van grindtegels of een betonvloer.In de onverstoorde duinafzettingen, die beneden een diepte variërend van 145 à 200 cm –peil (circa 1,63 tot 1,08 m +NAP) zijn aangetroffen, moest rekening worden gehouden met bewoningsniveaus. In geen van de boringen zijn veen- of bodemlagen waargenomen die hierop zouden kunnen duiden. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze in afzettingen van de Oude Duinen vaak matig tot slecht gepreserveerd zijn waardoor deze in boringen mogelijk niet meer herkenbaar zijn. Gezien het ontbreken van een ontkalkt bodemtraject, wat duidt op beginnende bodemvorming, is de kans op archeologische resten klein, maar hun aanwezigheid kan niet geheel worden uitgesloten.