Doel onderzoek:De snelle verspreiding van de informatie- en communicatietechnologie kan verstrekkende gevolgen hebben voor het dagelijkse leven van burgers. Ook in steeds meer Nederlandse huishoudens hebben verschillende ICT-producten hun intrede gedaan. De manier waarop wij wonen, werken, leren en de vrije tijd besteden verandert erdoor. Het gebruik van ICT beïnvloedt onder meer de kansen op de arbeidsmarkt en mogelijkheden tot telewerken, mobiliteitsvraagstukken, handel via Internet (elektronisch winkelen), burgerschap (digitale besluitvorming en het gebruik van overheidsdiensten) en scholing (life-long-learning).Door verschillen in digitale uitrusting en vaardigheden zouden zowel hele huishoudens als individuen in het maatschappelijke verkeer achterop kunnen raken en van belangrijke voorzieningen en sociale contacten uitgesloten kunnen worden. Vandaar dat zowel bij de Nederlandse overheid als ook in Europees verband behoefte bestaat aan informatie op dit terrein.Onderzoeksopzet:Vanaf 2005 is een Europese verordening van kracht op het terrein van onderzoek van de informatiemaatschappij, welke naast het reeds bestaande onderzoek naar het ICT gebruik bij bedrijven ook de waarneming van het ICT gebruik bij huishoudens en personen verplicht stelt. Deze verordening geeft aan over welke onderwerpen informatie verzameld moet worden. Op basis van deze onderwerpen wordt jaarlijks een modelvragenlijst gemaakt, waarin enerzijds kernvragen en daarnaast ook extra vragen over een afzonderlijk thema op het gebied van het ICT gebruik bij huishoudens en personen zijn opgenomen.De vragen worden jaarlijks door Eurostat in overleg met alle lidstaten op elkaar afgestemd, waardoor een betere onderlinge vergelijking van uitkomsten tussen landen mogelijk wordt. Door deze werkwijze kunnen in Europees verband zogenaamde “benchmark indicators” worden samengesteld. Op termijn kunnen hiervan de ontwikkelingen in kaart worden gebracht. Voor de verzameling van gegevens over het ICT gebruik bij huishoudens en personen wordt gebruik gemaakt van een steekproef onder personen. De geselecteerde personen worden ondervraagd op basis van een vragenlijst, die volgens de methode van Computer Assisted Telephone Interviewing ( CATI ) wordt afgenomen. Voor de praktische uitvoering van het veldwerk maakt het CBS hierbij gebruik van het Contact Center Outbound (CoCO).Opdrachtgever:Het onderzoek naar het gebruik van ICT bij huishoudens en personen wordt in opdracht van de Europese Commissie uitgevoerd.Historie:Het CBS verzamelt al geruime tijd gegevens bij personen en huishoudens als het gaat om het bezit/toegang of gebruik van informatie en communicatie middelen. Zo werden in de periode 1972 1983 in het Consumenten Conjunctuuronderzoek en vanaf 1984 t/m 2002 in het Sociaaleconomisch panelonderzoek al gegevens gevraagd over het bezit van radio en tv, en later ook de (personal) computer.Vanaf 1997 zijn er in het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) naast het bezit van pc en internet ook vragen opgenomen over het gebruik van media, zoals televisie, kranten en boeken. Met ingang van juli 2002 tot en met 2004 zijn meer specifieke gegevens over het gebruik van de pc en het internet in POLS opgenomen.Doelpopulatie:De doelpopulatie voor het onderzoek ICT gebruik bij huishoudens en personen omvat alle in Nederland woonachtige particuliere personen in de leeftijd van 12 tot 75 jaar. Personen van 75 jaar en ouder zijn niet in de het onderzoek opgenomen. Daarnaast zijn ook de personen die verblijven in een inrichting, instelling of tehuis buiten beschouwing gelaten.Dit betreft een beveiligd microbestand van het Centraal Bureau voor de Statistiek-CBS. Beveiligde micro-bestanden zijn bestanden die zodanig bewerkt zijn dat herkenning van individuen en huishoudens uitgesloten is.
Deponeerder heeft de data aangeleverd in .sav, DANS heeft deze geconverteerd in .por en .dta. Alle 3 de bestandsformaten zijn beschikbaar via deze dataset.